afkoelend

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Pronunciation[edit]

  • (file)

Participle[edit]

afkoelend

  1. present participle of afkoelen

Declension[edit]

Declension of afkoelend
uninflected afkoelend
inflected afkoelende
positive
predicative/adverbial afkoelend
afkoelende
indefinite m./f. sing. afkoelende
n. sing. afkoelend
plural afkoelende
definite afkoelende
partitive afkoelends

Anagrams[edit]