eender

Dutch

Alternative forms

• (Brabant) eenders

Etymology

Variant of ener (“of one”), genitive of een (“one”), with epenthesis of d.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈeːn.dər/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: een‧der

Adjective

eender (not comparable)

1. (the) same, alike, equal

   dat is mij eender — that's all the same to me

   eender van kleur — of the same colour

Inflection

Declension of eender
uninflected	eender
inflected	eendere
comparative	—
		positive
predicative/adverbial		eender
indefinite	m./f. sing.	eendere
	n. sing.	eender
	plural	eendere
definite		eendere
partitive		eenders

Adverb

eender

1. no matter, regardless of, anyway, anyhow

   Help elkaar, eender waar je bent of op welke manier.

   Help each other, no matter where or how.

Anagrams

• eerden