enkelband
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Etymology[edit]
Compound of enkel (“ankle”) + band (“band”).
Pronunciation[edit]
Noun[edit]
enkelband m (plural enkelbanden, diminutive enkelbandje n)
- anklet
- Ze droeg een mooie gouden enkelband tijdens het strandfeest.
- She wore a beautiful golden anklet during the beach party.
- Het meisje was blij met het zilveren enkelbandje dat ze als cadeau kreeg.
- The girl was happy with the silver anklet she received as a gift.
- ankle monitor (electronic tracking device fixed around the ankle)
- De politie besloot om de verdachte vrij te laten onder voorwaarde van het dragen van een enkelband.
- The police decided to release the suspect under the condition of wearing an ankle monitor.