overzetten

Dutch

Etymology

From Middle Dutch oversetten. Equivalent to over +‎ zetten. Compare Danish oversætte, German übersetzen, Norwegian Bokmål oversette, Swedish översätta, English overset.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈoː.vərˌzɛ.tə(n)/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: over‧zet‧ten

Verb

overzetten

1. to ferry (to move someone/something from one place to another in general, or over water in particular)
2. (computing) to transfer
3. (archaic) to translate

   Synonym: vertalen

Usage notes

The definition to translate is archaic and rarely used outside dialectal usage, but still exists in the Van Dale dictionary. The common term in standard use and in many dialects is vertalen.

Inflection

Conjugation of overzetten (weak, separable)
infinitive	overzetten
past singular	zette over
past participle	overgezet
infinitive	overzetten
gerund	overzetten n
	main clause		subordinate clause
	present tense	past tense	present tense	past tense
1st person singular	zet over	zette over	overzet	overzette
2nd person sing. (jij)	zet over	zette over	overzet	overzette
2nd person sing. (u)	zet over	zette over	overzet	overzette
2nd person sing. (gij)	zet over	zette over	overzet	overzette
3rd person singular	zet over	zette over	overzet	overzette
plural	zetten over	zetten over	overzetten	overzetten
subjunctive sing.1	zette over	zette over	overzette	overzette
subjunctive plur.1	zetten over	zetten over	overzetten	overzetten
imperative sing.	zet over
imperative plur.1	zet over
participles	overzettend	overgezet
1) Archaic.

Descendants

• Negerhollands: overset

Anagrams

• zetten over