profijtelijk

Dutch

Etymology

From Middle Dutch profitelijc. Equivalent to profijt +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌproːˈfɛi̯.tə.lək/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: pro‧fij‧te‧lijk

Adjective

profijtelijk (comparative profijtelijker, superlative profijtelijkst)

1. profitable, advantageous

Inflection

Declension of profijtelijk
uninflected	profijtelijk
inflected	profijtelijke
comparative	profijtelijker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		profijtelijk	profijtelijker	het profijtelijkst het profijtelijkste
indefinite	m./f. sing.	profijtelijke	profijtelijkere	profijtelijkste
	n. sing.	profijtelijk	profijtelijker	profijtelijkste
	plural	profijtelijke	profijtelijkere	profijtelijkste
definite		profijtelijke	profijtelijkere	profijtelijkste
partitive		profijtelijks	profijtelijkers	—

Derived terms

• profijtelijkheid