statisch

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

(This etymology is missing or incomplete. Please add to it, or discuss it at the Etymology scriptorium.)

Pronunciation[edit]

  • (file)

Adjective[edit]

statisch (comparative statischer, superlative meest statisch or statischt)

  1. static, stationary, concerning a motionless state or object in equilibrium
  2. concerning statics, statical
  3. invariable, constant, immobile

Inflection[edit]

Inflection of statisch
uninflected statisch
inflected statische
comparative statischer
positive comparative superlative
predicative/adverbial statisch statischer het statischt
het statischte
indefinite m./f. sing. statische statischere statischte
n. sing. statisch statischer statischte
plural statische statischere statischte
definite statische statischere statischte
partitive statisch statischers

Synonyms[edit]

Antonyms[edit]

Related terms[edit]

Descendants[edit]

  • Indonesian: statis

German[edit]

Pronunciation[edit]

Adjective[edit]

statisch (strong nominative masculine singular statischer, comparative statischer, superlative am statischsten)

  1. static

Declension[edit]

Derived terms[edit]

Further reading[edit]