vermakelijk

Dutch

Etymology

From Middle Dutch vermakelijc. Equivalent to vermaken +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation

• IPA^(key): /vərˈmaː.kə.lək/, /vɛrˈmaː.kə.lək/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: ver‧ma‧ke‧lijk

Adjective

vermakelijk (comparative vermakelijker, superlative vermakelijkst)

1. entertaining, amusing

Inflection

Declension of vermakelijk
uninflected	vermakelijk
inflected	vermakelijke
comparative	vermakelijker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		vermakelijk	vermakelijker	het vermakelijkst het vermakelijkste
indefinite	m./f. sing.	vermakelijke	vermakelijkere	vermakelijkste
	n. sing.	vermakelijk	vermakelijker	vermakelijkste
	plural	vermakelijke	vermakelijkere	vermakelijkste
definite		vermakelijke	vermakelijkere	vermakelijkste
partitive		vermakelijks	vermakelijkers	—

Derived terms

• vermakelijkheid

Descendants

• Afrikaans: vermaaklik