verzekerbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From verzekeren (to insure) +‎ -baar (-able).

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /vɛrˈzeː.kərˌbaːr/, /vərˈzeː.kərˌbaːr/
  • (file)
  • Hyphenation: ver‧ze‧ker‧baar

Adjective[edit]

verzekerbaar (not comparable)

  1. insurable, eligible for insurance.

Inflection[edit]

Declension of verzekerbaar
uninflected verzekerbaar
inflected verzekerbare
comparative
positive
predicative/adverbial verzekerbaar
indefinite m./f. sing. verzekerbare
n. sing. verzekerbaar
plural verzekerbare
definite verzekerbare
partitive verzekerbaars

Antonyms[edit]