woonachtig

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From woon + -achtig.

Pronunciation[edit]

  • (file)

Adjective[edit]

woonachtig (not comparable)

  1. resident

Inflection[edit]

Declension of woonachtig
uninflected woonachtig
inflected woonachtige
comparative
positive
predicative/adverbial woonachtig
indefinite m./f. sing. woonachtige
n. sing. woonachtig
plural woonachtige
definite woonachtige
partitive woonachtigs